Kings of war
Kings of war voegt Henry V, Henry VI en Richard III samen tot één explosieve voorstelling over leiderschap. In de opeenvolgende koningen schetst Shakespeare een beeld van politieke leiders, oog in oog met de ultieme verantwoordelijkheid over leven en dood in tijden van oorlog.
Op onnavolgbare wijze voert hij ons binnen in de psychologie van de machthebbers maar ook in de machinaties van de raadsheren om hen heen. Kings of war toont de mechanismen van besluitvorming in tijden van politieke crisis, de botsing tussen staatsbelang en machtswellust.
Henry V groeit in korte tijd van een onervaren vorst tot een rationeel en moreel handelende en bevlogen leider die zelfs bereid is zijn persoonlijke gevoelens weg te cijferen in het belang van de staat: hij huwt een Franse prinses om de vrede te waarborgen en reikt de vijand de hand.
In Henry VI zijn we getuige van de chaos waarin Engeland belandt wanneer verschillende families elkaar de troon betwisten en het land in duisternis dompelen. Henry VI slaagt er niet in de strijdende partijen te verzoenen en heeft met Frankrijk een geduchte vijand aan de landsgrenzen. In het stuk portretteert Shakespeare een weifelende koning die uit het machtscentrum wordt gestoten terwijl bloedvetes zijn land ten gronde richten. Macht leidt tot eenzaamheid en isolement.
Richard III tenslotte, belichaamt het kwaad in zijn zuiverste vorm: een koning die geen oog heeft voor het staatsbelang, erger nog; de prille vrede na de burgeroorlog wordt door Richard bewust verstoord. Als Gods gelijke is zijn enige doel heersen over leven en dood. Engeland is nog slechts een gerucht op de achtergrond. Richard III is een leider die volstrekt egocentrisch, verstoken van elke empathie de ultieme macht nastreeft.